Sommige mensen kun je onmogelijk redden (4)
Waarin ik dagenlang in touw ben met Els, haar permanente paniek onder mijn huid kruipt, Tibor er helemaal klaar mee is en op een dag de bom barst…
Met een zichtbare mengeling van opluchting en argwaan maakt Els de snelbinder rond haar hek los om mij binnen te laten in haar kale tuin. Maar dan stormt ineens haar extreem grote harige hond hard blaffend naar buiten. Zijn ogen spuwen vuur en hij toont een vervaarlijk blikkerend gebit. Ik schrik me dood. Het brullende gevaarte rent recht op me af, om vervolgens met een plotselinge schok tot stilstand te komen. Godzijdank zit hij vast aan een lange lijn, die aan een van de steunpilaren van de veranda is bevestigd. “Wacht, ik gooi ‘m wel even in de badkamer,” mompelt Els, “dat arme beest heeft zo veel stress, hij zit er echt helemaal doorheen.” Dat kun je wel stellen, ja!
Het is bijna niet te geloven dat dit dezelfde slome lobbes is die nog geen drie maanden geleden kwijlend achter mijn herders aan sjokte. Opnieuw overtuigend bewijs dat honden de gemoedstoestand van hun baasje inderdaad klakkeloos overnemen, want ook Els is overduidelijk totaal gestresst. Ze steekt meteen van wal over Tibor. Dat hij niet te vertrouwen is, dat hij haar aan het oplichten is, dat hij haar zojuist gepinde bankbiljetten gewoon zomaar uit haar handen trok, dat ze bang voor hem is, dat zijn vrouw ook niet deugt en die dochter… Ik kap haar resoluut af.
“Jij maakt niet echt veel vrienden in Hongarije, he Els?”
“Dat wil ik allemaal helemaal niet weten, Els. Ik kom hier niet om naar jouw klaagverhalen over andere mensen te luisteren. De enige reden waarom ik hier nu ben, is om ervoor te zorgen dat jouw bewijs van leven eindelijk geregeld wordt. Zodat je pensioenfonds de maandbetalingen weer hervat en je Tibor gewoon de huur kunt betalen, plus uiteraard de borg.”
“Kun je me dan vandaag even naar Kiskunhalas brengen? Want Tibor heeft mijn auto gestolen.”
“Nee. Ik ga je niet naar Kiskunhalas brengen. En Tibor heeft je auto niet gestolen, hij heeft hem naar een garage gebracht.”
Bij het woord ‘nee’ klapt er meteen een luik dicht bij Els. “Dan scheiden hier onze wegen,” zegt ze met dunne stem.
“Niks ervan. Onze wegen scheiden pas als dat bewijs van leven is verstuurd. Wat denk je wel… Mij een nieuwe woning laten regelen, drie dagen bij mij bivakkeren en me daarna zomaar ontvrienden en blokkeren op Facebook! Jij maakt niet echt veel vrienden in Hongarije, he?”
Ik vertel haar over de stroomrekening van duizend euro die ze achterliet voor de vroegere eigenaar van mijn tanya. En de klachten van haar vorige huurbaas. Els zet haar hakken in het zand. Ze herhaalt nog een keer dat ze vandaag naar Kiskunhalas wil. Als ik haar niet wil brengen, dan heeft ze niks aan mij en moet ik weg, van haar terrein af. Ze vindt me een gemene gluiperd, omdat ik met anderen over haar heb gepraat. Ik besluit daarom maar alle feiten onomwonden op tafel te leggen, nu ik toch bezig ben.
Bovenop elke laag oude thee ligt een nog dikkere laag verzopen insecten
“Hoe moet dit nou verder met jou, Els? Wil je werkelijk op je oude dag van adres naar adres blijven vluchten in Hongarije? Zonder spullen, zonder ook maar een greintje gemoedsrust? Waar denk je dat deze hopeloze zwerftocht uiteindelijk op uitdraait? Dat de Hongaarse politie je op een kwade dag uit je oude rammelbus plukt, en je tegen je wil laat opsluiten in een bejaardenhuis van de staat, waar het er behoorlijk Middeleeuws aan toegaat kan ik je verzekeren! En je hond krijgt gewoon een kogel. Dat wil je toch niet? Denk je hier wel eens over na?”
“Ja. Maar wees maar niet bang. Ik heb al een boom uitgezocht…”
“Aha. En je hond dan?”
“Die gaat mee.”
Op het gore witplastic tuintafeltje staan naast een overvolle asbak drie grote grijze theemokken, elk met een laag oude thee erin. Een nog dikkere laag verzopen insecten dobbert daar bovenop. Een van de poten van het tafeltje is halverwege afgebroken en wordt gestut met een baksteen.
“Okee, Els. Als je werkelijk van plan bent om je eigen hond af te maken en daarna zelfmoord te plegen, dan kan die andere optie eigenlijk alleen maar meevallen. Dus waarom probeer je niet gewoon om in deze tanya nog een paar mooie jaren te beleven? Er is niets dat je tegenhoudt. Alleen je trots en je wantrouwen zitten gigantisch in de weg. Je kunt het makkelijk betalen. Je kunt makkelijk hulp inhuren voor alles. Je kunt hier prima leven in alle privacy, samen met je hond. Accepteer gewoon dat je hulp nodig hebt om je leven op de rails te krijgen en te houden. Ik kan dit allemaal voor je organiseren en in goede banen leiden tegen betaling van twee zakken hondenvoer per maand. Wat is in godsnaam je probleem daarmee?”
Ik ga niet met haar mee, want ik kan mijn tijd wel beter besteden
Els biedt me een sigaret aan. Kennelijk zijn we ineens weer vriendinnen. Ik pak het attestatie de vita formulier erbij dat ik voor haar heb laten uitprinten en stel voor om dat vanmiddag te laten stempelen in het raadhuis van Tompa. Maar dat is volgens Els gesloten vandaag, dus daarom moeten we het in Kiskunhalas laten doen. Ik ga overstag.
Onderweg naar Kiskunhalas realiseer ik me dat we onze tijd in het stadje beter zo optimaal mogelijk kunnen benutten. Els heeft boodschappen nodig, haar telefoon is kapot en ze heeft geen internet op haar nieuwe woonplek. Ik zet haar eerst af bij de instantie waar ze haar attestatie de vita moet laten stempelen en ga expres niet met haar mee, want ik kan mijn tijd wel beter besteden. “Ik kom je hier over een uur weer ophalen”, meld ik op zakelijke toon. Daarna ga ik boodschappen voor mezelf doen bij de Aldi.
Een uur later tref ik Els weer rokend aan op de afgesproken plek. Het is gelukt, haar formulier is gestempeld. Maar hoe krijgt ze dat nou bij haar pensioenfonds? Ik stel voor om nu eerst naar Vodafone te gaan en daar een dongel en een simcard voor onbeperkt internet te kopen. Daar zijn de mannen van Vodafone registratiewise wel een uurtje mee zoet, dus in de tussentijd maak ik met mijn mobiel een foto van het gestempelde attestatie de vita en mail dat met plausibele uitleg naar het pensioenfonds van Els.
Meerdere knijpflessen mayonaise en kleffe fabrieksbroodjes
Als de dongel en internet-simcard zijn geregeld, drop ik haar bij de Aldi. Zelf ga ik naar de apotheek bij de Tesco op zoek naar Paracetamol, want Els heeft de hele tijd overal pijn en haar pijnstillers zijn op. Tibor was al zo vriendelijk geweest om haar mee te nemen naar een huisarts. Maar daar wil Els nooit meer naartoe, want Tibor en de arts hadden de hele tijd in het Hongaars over haar zitten praten en dat beviel haar niks.
Met meerdere doosjes pijnstillers op zak zoek ik Els even later op in de Aldi. In haar winkelkar ligt alleen maar dure, ongezonde rotzooi: enge smaakdrinkjes in eenpersoonsflesjes, kabouterleverworstjes allemaal apart verpakt, meerdere knijpflessen mayonaise, kleffe witte fabrieksbroodjes, geen groente of fruit… “Ik kan hier helemaal niks vinden”, roept Els klagend uit.
Nadat we eerst nog een nieuwe slof sigaretten voor haar hebben gekocht, oppert Els op de terugweg in de auto dat ze ook nog een nieuwe telefoon moet hebben. Want haar pensioenfonds zal waarschijnlijk een bericht sturen dat ze alleen met DigiD kan openen en daar kan ze nu niet bij op haar kapotte telefoon.
De dag is grotendeels voorbij en ik ben al behoorlijk moe van al het soebatten met Els. En ik zal haar straks thuis ook nog moeten helpen met het installeren van het Vodafone-internet… Dus die nieuwe telefoon moet dan morgen maar. Els vindt dat nu al een fijn vooruitzicht en trekt een briefje van 5000 forint (ca. 13 euro) uit haar portemonnee voor mijn benzinekosten.
Op haar computerscherm zit een hele zwerm doodgeslagen vliegen
Eenmaal terug in haar tanya, met de woedende extreem grote hond veilig opgesloten in de badkamer, neem ik plaats op een smerige, gammele bureaustoel aan een kleine, volgestouwde bureautafel vol plakkerige vlekken en uiteraard een overvolle asbak. Tegen het scherm van haar computer lijkt een hele zwerm vliegen te zijn doodgeslagen. Niet vergeten straks even goed mijn handen te wassen. Zo goed en zo kwaad als het gaat, probeer ik haar internet te installeren. Het lukt ook nog.
Daarna de boodschappen inruimen. In de keuken staat nog geen keukenblok. Er staat alleen een wasmachine die Els niet aan krijgt, maar ik wel. En een manshoge koelkast die Tibor daar voor haar heeft neergezet. Plus een campingtafeltje dat helemaal vol ligt met lege en halfvolle verpakkingen etenswaar. Deze tanya wordt een paradijs voor muizen en ratten, weet ik nu al. Els wijst op een nog onaangebroken zak hondenvoer die in een hoek staat. “Voor jou,” zegt ze op gulle toon, “neem maar mee voor je hondjes”.
De volgende dag krijg ik per mail bericht van het pensioenfonds van Els. Op 24 juli 2024 worden de pensioenbetalingen met terugwerkende kracht hervat. Nog een volle maand wachten dus. Uiteraard breng ik Tibor daarvan op de hoogte. Ik vraag hem nog even geduld te hebben, aangezien het geld er nu echt aan komt. En in de tussentijd maar liever niet meer bij Els langs te gaan, omdat Els nu bang voor hem is. “Maak je maar geen zorgen,” antwoordt Tibor, “ik voel niet de minste behoefte om bij dat rare mens langs te gaan. Want zoals die zich misdraagt…”
Tibor heeft haar verboden om in zijn tanya nog een pup te nemen
Hij was met haar bij een doe-het-zelf zaak in het dorp geweest -waar iedereen hem kent- en daar had ze verontwaardigd lopen schreeuwen dat ze niet vlot genoeg werden geholpen terwijl er toch genoeg personeel rondliep. Tibor had zich rot geschaamd. Maar geen probleem, als ik zeg dat ze vanaf 24 juli weer geld heeft, dan wacht hij het wel rustig af, want hij vertrouwt mij. Maar als ze na de 24ste wel geld heeft maar niet wil betalen, om wat voor onzinnige reden dan ook, dan belt hij dezelfde dag nog de politie en laat hij haar uit die tanya zetten!
Als ik vraag hoe de reparatie van Els haar bus ervoor staat, antwoordt Tibor dat hij een deel van de reparaties zelf heeft voorgeschoten, maar dat er bepaalde nieuwe onderdelen nodig zijn om het ding door de keuring te krijgen. Alleen al de bodemplaat schijnt vol roestgaten te zitten, dus dat wordt nog een hele toer. De man van de garage wil eerst geld zien voordat hij verder gaat met sleutelen… Oh ja, en Tibor heeft haar verboden om in zijn tanya nog een pup van dat extreem grote hondenras erbij te nemen, kom nou!
In de twee weken die volgen, ben ik bijna dagelijks in de weer met Els. De nieuwe telefoon moet geregeld. Daar moet een tasje omheen, zodat ze het om haar nek kan hangen. Later vindt ze het een stom tasje, ze gaat toch niet de hele tijd met een telefoon om haar nek lopen. Nog meer boodschappen, want de mayonaise is weer op. Ze snapt niks van dat internet. We moeten medicijnen voor haar gaan halen. Bij haar nieuwe telefoon blijkt geen nieuwerwets oplaadkabeltje te zitten, dus dat moet nog apart worden gekocht, want de oude oplaadkabeltjes passen niet. Kunnen we ergens port halen? Haar pensioenfonds heeft ook nog een verhuisbewijs van haar nodig. Ze is al zes weken niet onder de douche geweest omdat Tibor die badkamer helemaal verkeerd heeft gemaakt. Dus kom op Lucienne, doe niet zo schichtig… blijf er even bij staan voor het geval dat ik val, ja. Haar hond moet een rabiës prik, maar ze wil alleen naar die Zwitserse vrouwelijke dierenarts in Kiskunhalas waar ze vroeger ook altijd heen ging maar die nu helaas onvindbaar is.
“Het is niet nodig dat jij er steeds bij bent, hoor Lucienne”
Ze heeft een klusjesman nodig voor allerlei dingen maar dat mag absoluut niet Tibor zijn, want ze is bang voor Tibor. Hij heeft tegen haar geschreeuwd. Dus ga ik met een handige Nederlandse vriend bij haar langs.
De vriend zegt: “Ik wil best wat klusjes voor haar doen, maar alleen als jij erbij bent. Want anders gaat ze me in no time beschuldigen van diefstal en daar heb ik geen zin in.”
Els zegt: “Die vriend van jou, dat lijkt me nou echt een uiterst betrouwbaar type. Zo kalm en geduldig! Maar het is niet nodig dat jij er steeds bij bent, hoor Lucienne. Want dat wordt me gewoon te druk.”
Op een ochtend tref ik haar volledig in paniek. Er zijn dingen gebeurd! Ze voelt zich hier helemaal niet meer veilig! Een dwerg, hoe noem je zo iemand… een heel klein mannetje kwam hier langs. Hij duwde een rolstoel met daarin een heel klein vrouwtje. En ze hadden ook een geweer bij zich. En een ENORME Bordeaux dog. Dus ze ging meteen haar eigen hond binnen opsluiten, want ze wilde niet dat hij gewond zou raken in een gevecht. Die Bordeaux dog van die dwergen had ze teruggevonden op internet, in de Tompa Facebookgroep. Hij heet Tristan. Maar afijn, die mensen zijn dus over haar hek geklommen, hij heeft die hele rolstoel er overheen getild, en toen hebben ze drie nachten gekampeerd bij haar maïshuisje, achter die houten schutting. Ze waren aan het jagen. Ze zeiden dat ze dat altijd al deden op deze plek, dus dat Els ze niet zomaar kon wegsturen.
Ze weet dat ze de controle over haar leven aan het verliezen is
Het begint me nu echt te duizelen. Ik loop naar het maïshuisje. Nergens sporen in het zand. Tussen het huisje en de houten schutting ligt een enorme berg aanmaakhout. Hier kunnen geen mensen hebben gezeten. Zelfs geen kabouters. “Ik ben bang dat je dit hebt gedroomd, Els. Hier zijn echt geen jagers geweest.” Het woord ‘dement’ heb ik sinds haar bezoekje in maart heel bewust niet meer gebruikt, omdat ze daar veel te kwaad van wordt.
Die avond tref ik mijn Nederlandse vriend. Hij bevestigt nog eens wat ik natuurlijk allang weet: Els is aan het dementeren. “Ze verkeert in een permanente staat van paniek, omdat ze natuurlijk ergens zelf ook wel weet dat ze de controle over haar leven aan het verliezen is. En die paniek van Els kruipt nu onder jouw huid, ik zie het aan je. Je bent jezelf eigenaar van háár problemen aan het maken! Pas op Lucienne, want dit loopt niet goed af voor jou.”
De volgende dag wil Els weer boodschappen met mij gaan doen. Maar dit keer niet naar Kiskunhalas, maar in Bácsalmás, 30 kilometer een heel andere kant op. Want daar is een Penny supermarkt. Waar ze de favoriete kauwstaafjes van haar hond verkopen, plús goede port! Ik voel een grote tegenzin om 60 kilometer te gaan rijden voor kauwstaafjes en port, maar zet me er toch overheen. Want ik heb me voorgenomen om eens een serieus gesprek met Els te gaan voeren over de vergoeding voor mijn ondersteunende dienstverlening. Met het oog op wat ze de afgelopen twee weken allemaal van mij nodig had, namelijk èrg veel tijd en energie. Twee zakken hondenvoer zijn daarvoor echt niet voldoende. Ik wil minstens 200 euro.
“Je bent Tibor al twee maanden huur schuldig èn de borg”
Maar ik kom er niet tussen. Els is onophoudelijk aan het schelden op Tibor. Dat het belachelijk is dat ze nog steeds haar eigen bus niet terug heeft. Dat ze hier niet zonder auto kan. Dat ze heus wel weet dat deze bus niet meer door de keuring komt, dus dat ze ook niet voor reparaties gaat betalen en dat haar bus vandaag nog teruggebracht moet worden naar haar tanya, zodat ze hem fatsoenlijk kan afmelden bij de verzekering en eigenhandig de kentekenplaten eraf kan schroeven. En dan daarna een nieuwe tweedehands auto kopen, zodat ze tenminste zelfstandig…
Ik onderbreek haar. “Hoho, Els! Een nieuwe tweedehands auto is echt niet je eerste prioriteit nu. Je bent Tibor al meer dan twee maanden huur schuldig èn je hebt de borg nog niet betaald èn Tibor heeft de eerste zes weken al je boodschappen en sloffen sigaretten voorgeschoten. Dus dat moet je eerst betalen. Verder lijkt het me zinnig om jezelf eerst eens fatsoenlijk te in te richten hier op je nieuwe woonplek. Een keukenblok kopen en laten installeren bijvoorbeeld, zodat je behoorlijk kunt koken voor jezelf. De tuin laten omheinen, zodat je arme hond eindelijk van die stomme lijn af kan en z’n bewegingsruimte krijgt. En je hebt hier twee mooie kamers, maar in die ene staan alleen maar een paar dozen en vuilniszakken met kleren en in die andere je bed en je vieze bureautje waar je elke avond op een bureaustoel voetballen zit te kijken op je computer. Je bent 73, Els! Dat moet anders! Als we nou eens een fijne tweedehands sta-op-fauteuil gingen kopen, met een stevig tafeltje ernaast voor je port en je asbak? En een lekkere echte tv? En een tweedehands leren tweezitsbankje voor je hond? Dan heb je het tenminste een beetje leefbaarder en gezelliger voor jezelf gemaakt hier. Wel zo handig voor als het straks winter wordt…”
Boven het afvalkrat hangt een wolk zwarte bromvliegen te zoemen
Els zit tegenover me in een smerig wit tuinstoeltje. In dat stoeltje zit ze elke dag. Op nog geen meter achter haar staat een grote rode plastic bak. Daar gooit ze al haar afval in. Onverpakt. Er hangt een wolk zwarte bromvliegen boven te zoemen. En ’s nachts vieren de ratten er feest, weet ik wel zeker. Daar moet ook iets mee gebeuren. Wie in een tanya op een zandpad woont, moet z’n afval 1x per week zelf naar de vuilcontainer aan het begin van het zandpad brengen. 3 kilometer verderop. Ik ga dat niet doen. Ik ga echt niet al die rottende zooi handmatig bij elkaar harken, in een vuilniszak proppen en dat vervolgens meenemen in mijn auto. No way. Hier moet ik dus ook een oplossing voor verzinnen…
Aan de lege blik van Els kan ik al zien dat ze het allemaal maar niks vindt wat ik voorstel. Ze gaat er een nachtje over slapen en de volgende dag krijg ik de wind recht van voren. Dat ik moet ophouden met haar zo te betuttelen. Dat ze altijd onafhankelijk is geweest en dat ook altijd wil blijven. Dat ze jarenlang leiding heeft gegeven in een belangrijke baan en dat ik eens moet ophouden met de hele tijd zeggen dat ze dement is. Zij heeft gewoon een auto nodig, terwijl ik alleen maar met haar wil winkelen. Maar zij wil helemaal niet winkelen en inrichtingsspulletjes kopen! Wat moet ze met al die troep. Die bus moet terug! Stel dat haar hond morgen een maagtorsie krijgt dan moet ze zeker eerst helemaal mij bellen om haar en haar hond op te halen en naar een dierenarts te brengen en dan is die hond allang dood. Overleden in haar armen!!!
“Daar mag je dus echt NIET meer mee rijden, Lucienne!”
Tegen een denkbeeldig overlijden van haar hond aan een denkbeeldige maagtorsie door mijn denkbeeldige te laat arriveren op de plek des onheils kan ik niet op. Met stomheid geslagen neem ik afscheid van Els. Ik rijd linea recta naar het pompstation, want ik vind dat ik onderhand wel eens een ijsje heb verdiend. Zo’n dure. Maar als ik mijn auto daar parkeer, roept de man van het pompstation “Auto! Problem!” Hij wijst naar iets onder de voorbumper. “Problem! Auto!”
Ik buk even en werp een nietsziende blik richting bumper. “Ah! Köszönöm szépen!”, antwoord ik zonder het flauwste benul wat er aan de hand kan zijn. Voorzichtig naar huis rijden maar. Smikkelend van m’n welverdiende ijsje. Vanavond komt de Nederlandse vriend eten. Die heeft meer verstand van auto’s.
“Daar mag je dus echt NIET meer mee rijden, Lucienne!”, roept de vriend geschokt uit nadat hij half onder mijn auto is gekropen. “De bodemplaat onder je motor hangt nog maar aan 1 schroef. De overige schroeven zijn er allemaal uit getrild en ben je tijdens het rijden verloren.”
Als ik nou één ding niet kan gebruiken dan is het een kapotte auto!
Ik schrik me rot. Als er nou één ding is wat ik echt niet kan gebruiken, dan is het wel een kapotte auto! De vriend legt uit dat auto’s in Hongarije echt veel sneller slijten dan in Nederland. Vanwege de slechte staat van de wegen, waardoor er van alles los trilt. En ook door het rijden over lange zandpaden. Daarvoor staat mijn Volvo eigenlijk niet hoog genoeg op de wielen, waardoor je snel beschadigingen kunt oplopen als er veel kuilen in de weg zitten. Er zitten idioot veel kuilen in het 3 kilometer lange zandpad naar de tanya van Els. Ik baal als een stekker. De vriend heeft nu uiteraard niet het juiste gereedschap bij zich, maar morgen aan het eind van de middag komt hij terug met de juiste schroeven, een extra krik en tangen en dan zet hij die bodemplaat weer voor me vast.
Dezelfde avond vraagt Els via Messenger of ik haar morgen naar Kiskunhalas kan brengen voor wat boodschapjes. Ik antwoord dat mijn auto helaas stuk is en ’s middags wordt gerepareerd. Dus of het ook overmorgen kan. Veel liever morgen, schrijft Els terug. Els kan de pot op.
De dag nadat mijn auto is gerepareerd, rijd ik naar haar tanya voor het zoveelste boodschappentochtje naar Kiskunhalas. Maar ik heb geen zin om uit te stappen en ik heb ook geen zin om het autoportier gedienstig voor haar open te houden. Onderweg ook geen opbeurend & kalmerend & geruststellend gebabbel om Els uit haar dagelijkse paniekmodus te helpen. Want ik ben kwaad. Omdat ze eist, commandeert, onzin praat, zich verzet en niet meewerkt. Ik vraag haar wel om 10.000 forint voor mijn benzine kosten, die ze meteen betaalt. In de Lidl doe ik mijn eigen boodschappen en laat haar stuurloos rondmodderen met haar eigen kar, op zoek naar alweer twee nieuwe knijpflessen mayonaise en kleffe fabrieksbroodjes.
“Die tweede zak hondenvoer heb je ook meegenomen. Die heb je gestolen.”
En op de terugweg barst mijn bom. Ik vertel haar onomwonden wat ik van haar koppige, onaangename gedrag vind. Dat ik het zielig voor haar hond vind hoe ze met hem omgaat. Die omheining van de tuin had haar eerste prioriteit moeten zijn. Dat ik er niet van gediend ben hoe ze mij neerzet als een betuttelende koopzieke bemoeial. Ze wil een grote mond terug opzetten, waarop ik voorstel dat ze nu meteen uit mijn auto stapt en naar huis gaat lopen. Onmiddellijk is ze stil.
Ik zeg haar dat ik gezien haar intensieve zorgvraag omgerekend nog minder dan twee euro per uur bij haar verdien en dat ik dat verder vertik, dat ze me voortaan een realistisch bedrag gaat betalen voor een vast aantal uren per week, zonder dat het me elke keer weer bijna een hele dag kost. En dat die twee zakken hondenvoer per maand gewoon bij lange na niet genoeg zijn. Dat ik trouwens tot nog toe maar één zak heb gekregen. “Nee, twee”, werpt ze mokkend tegen, “die tweede zak heb je ook meegenomen. Die heb je gestolen.”
Dodelijk kalm antwoord ik: “kijk… dit is voor mij het onomstotelijke bewijs dat je aan het dementeren bent. Want dat is wat mensen met dementie doen: anderen beschuldigen van diefstal terwijl er niks gestolen is.”
Eenmaal aangekomen bij haar tanya laat ik haar zelf haar boodschappen uit de kofferbak pakken. Ze kijkt me niet meer aan en zegt geen woord meer. Prima. Ik sluit de kofferbak en rijd het godvergeten zandpad vol hobbels en kuilen af.
Opnieuw ligt de stekker uit mijn moeizame contact met Els. Ook ben ik op Facebook inmiddels weer door haar ontvriend en geblokkeerd.
En alsof het allemaal nog niet vreemd genoeg was, duikt Els zelfs op een nacht in mijn dromen op. Haar auto doet het weer, en ze heeft een leuke jurk aan die ze van mij heeft geleend. Ze is heel erg opgewekt en gedraagt zich alsof er een grote last van haar schouders is gevallen. Maar ja, dromen zijn bedrog…
Het wordt de hoogste tijd voor de epiloog van dit verhaal.
Wordt nog 1x vervolgd!
Image by Alexas_Fotos via Pixabay